Advocaat-stagiaire is terecht op staande voet ontslagen wegens het bewust en herhaaldelijk niet naleven van redelijke instructies van werkgever. Dat oordeelt de kantonrechter.
De werknemer is per 1 juni 2022 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij de werkgever in de functie van advocaat-stagiaire. Zij is op 19 mei 2023 op staande voet ontslagen. De werknemer legt zich neer bij het ontslag en vraagt om een verklaring voor recht dat er geen dringende reden was voor het ontslag op staande voet, een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een vergoeding voor onregelmatige opzegging.
Daarnaast verzoekt zij om een verklaring voor recht dat per 8 maart 2023 de betermelding heeft plaatsgevonden en tot veroordeling van de werkgever tot betaling van het achterstallig loon van 30% (over maart t/m 2 april 2023), vermeerderd met alle vaste looncomponenten, alsmede van de niet betaalde vakantietoeslag vanaf de datum van indiensttreding en uitbetaling van de niet genoten vakantiedagen, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie, vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging.
Ontslag op staande voet
Bij e-mail van 12 mei 2023 heeft (de gemachtigde van) de werkgever medegedeeld dat hij van plan is om de werknemer op staande voet te ontslaan, tenzij zij akkoord gaat met het in die brief genoemde eenmalig minnelijk voorstel.
Omdat de werknemer niet met het eenmalig minnelijk voorstel akkoord is gegaan, heeft de werkgever het ontslag op staande voet bij e-mail van 19 mei 2023, onder verwijzing naar de e-mail van 12 mei 2023, bevestigd.
Dringende reden
De dringende reden die aan het ontslag ten grondslag wordt gelegd laat zich samenvatten als het stelselmatig en bewust niet opvolgen van redelijke instructies, waarbij – zo begrijpt de kantonrechter – de druppel voor de werkgever is geweest dat de werknemer zonder overleg met haar patroon een akte heeft ingediend op 3 mei 2023. In artikel 7:678 lid 2 onderdeel j BW is bepaald dat het hardnekkig weigeren van opdrachten of bevelen van een werkgever een dringende reden kan opleveren. De kantonrechter is van oordeel dat daarvan in dit geval sprake is.
Twee officiële waarschuwingen
Uit de overgelegde stukken volgt dat de werknemer in de korte periode dat zij in dienst was bij de werkgever bij vijf gelegenheden schriftelijk is gewaarschuwd, waaronder twee officiële waarschuwingen, dat zij alles wat zij ‘de deur uitstuurt’ eerst aan haar patroon moet laten zien. Dit heeft zij echter meerdere malen nagelaten. Haar patroon schrijft op 2 mei 2023 een (tweede) officiële waarschuwing.
Ondanks deze uitdrukkelijke waarschuwing stuurt de werknemer nog de volgende dag, op 3 mei 2023, een akte met een getuigenverklaring naar de rechtbank Den Haag, zonder dit processtuk aan haar patroon te laten zien. Zeker nadat zij slechts één dag ervoor een officiële waarschuwing had gekregen mét daarin de aanzegging dat zij op staande voet zou worden ontslagen als zij zich niet aan de daarin herhaalde instructies zou houden, had de werknemer moeten begrijpen dat zij de akte niet zonder akkoord van haar patroon mocht versturen. Daar komt bij dat de werknemer al eerder, op 14 maart 2023, in ditzelfde dossier een conclusie van antwoord heeft ingediend, zonder de feedback van haar patroon af te wachten.
Bewust en weloverwogen
De werknemer heeft zich dus bewust en weloverwogen zonder goede verklaring daarvoor en zelfs nadat daarvoor een officiële waarschuwing met een mogelijk ontslag op staande voet als gevolg is gegeven niet gehouden aan een redelijke instructie van de werkgever.
In aanmerking genomen de keren daarvoor dat zij zich niet aan de redelijke instructies heeft gehouden terwijl zij daar meerdere keren op is aangesproken was dit dan ook voor de werkgever terecht de druppel die de emmer deed overlopen. Deze handelswijze van de werknemer vormt een dringende reden voor ontslag op staande voet.
Gezien de aard en de ernst van de dringende reden, is de kantonrechter van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van de werknemer en de gevolgen van het ontslag voor de werknemer niet afdoen aan de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet. De werknemer had de werkgever al op 10 mei 2023 laten weten te willen praten over een vertrekregeling en heeft enkele weken na het ontslag een nieuwe patroon gevonden en daarmee per 1 juli 2023 haar werkzaamheden als advocaat-stagiaire kunnen voortzetten.
Verzoek verklaring voor recht geen dringende reden afgewezen
Omdat sprake is van een dringende reden, het ontslag onverwijld is gegeven en de reden onverwijld is medegedeeld is het ontslag op staande voet rechtsgeldig. De verzochte verklaring voor recht dat aan de opzegging door de werkgever geen dringende reden ten grondslag ligt wordt daarom afgewezen.
Geen aanspraak op vergoedingen
De werknemer heeft geen recht op een billijke vergoeding. Dat kan namelijk alleen als het ontslag niet geldig is. Daar is in dit geval geen sprake van, omdat is voldaan aan de voorwaarden voor ontslag op staande voet.
De werknemer heeft evenmin recht op een transitievergoeding, omdat het ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer.
Niet gehouden aan redelijke instructies
De werknemer heeft zich meerdere keren niet gehouden aan redelijke instructies van de werkgever. Zij was zich bewust van haar handelen en ook van de mogelijke consequentie van haar handelen, namelijk een ontslag op staande voet, en heeft er toch voor gekozen om zich wederom niet aan de redelijke en duidelijk instructie van haar werkgever te houden. Het feit dat zij één dag na het ontvangen van een officiële waarschuwing ervoor kiest om zonder goede verklaring daarvoor wederom een redelijke instructie van haar werkgever niet op te volgen, maakt dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door de werknemer.
Omdat het ontslag geldig is, gold voor de werkgever geen opzegtermijn. Daarom heeft de werknemer geen recht op een vergoeding voor onregelmatige opzegging.
Verklaring voor recht over betermelding en loonvordering
De verzochte verklaring voor recht dat de betermelding van de werknemer op 8 maart 2023 heeft plaatsgevonden en de vordering tot betaling van het achterstallige loon van 30% van het bruto maandsalaris over de maand maart 2023 en twee dagen van de maand april 2023 zal worden toegewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
De werknemer heeft zich half februari 2023 ziekgemeld. De bedrijfsarts heeft vervolgens op 6 maart 2023 geconcludeerd dat sprake is van situationele arbeidsongeschiktheid als gevolg van een arbeidsconflict. Vast staat dat de werknemer op 8 maart 2023 vervolgens haar werk vanuit huis ook daadwerkelijk heeft hervat.
Dat er redenen waren om de werknemer nog niet beter te melden, is niet gebleken. Integendeel, de ziekmelding dateerde van recente datum (medio februari 2023) en de bedrijfsarts had geconcludeerd dat er geen sprake was van ziekte. Bovendien is niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken dat de werknemer haar werk – vanuit huis – per 8 maart 2023 volledig heeft hervat. Daar komt bij dat de werknemer bij e-mail van 1 april 2023 de werkgever erop wijst dat het salaris niet klopt omdat zij per 8 maart 2023 zou zijn beter gemeld en vraagt zij de werkgever om het loon te corrigeren.
Voor zover de werknemer vanaf die datum niet haar volledige uren zou hebben gewerkt had het op de weg van de werkgever gelegen om in deze procedure uit te leggen waarom er minder uren zijn gemaakt en waarom dit in de risicosfeer van de werknemer ligt. De werkgever heeft dit echter nagelaten. Dit leidt ertoe dat de werknemer aanspraak heeft op betaling van het volledige loon vanaf 8 maart 2023. De ter zake gevraagde verklaring voor recht en het verzoek tot uitbetaling van dit gedeelte (30%) van het loon, met bijbehorende vakantiegeld en overige emolumenten, worden toegewezen.
Niet uitbetaalde vakantietoeslag en niet genoten vakantiedagen
Tot slot maakt de werknemer aanspraak op niet uitbetaalde vakantietoeslag en de niet genoten vakantiedagen. Ter zitting heeft de werknemer toegelicht dat zij vanaf het moment van indiensttreding tot aan het ontslag geen vakantiedagen heeft opgenomen. Het gaat om 15 dagen. Daarnaast heeft zij bij de eindafrekening geen vakantietoeslag ontvangen.
De werkgever heeft dit niet weersproken maar heeft aangegeven dat hij deze bedragen bij de eindafrekening heeft verrekend met de gefixeerde schadevergoeding waar zij aanspraak op maakt.
Uit de berekening van de gefixeerde schadevergoeding die door de werkgever is overgelegd blijkt echter niet dat daarop een bedrag aan vakantietoeslag en niet-genoten vakantiedagen in mindering is gebracht. De werknemer heeft dan ook recht op uitbetaling van deze bedragen, zodat deze verzoeken van de werknemer worden toegewezen.
Gefixeerde schadevergoeding
De werkgever heeft recht op een vergoeding, omdat de werknemer aan de werkgever een dringende reden heeft gegeven voor het ontslag op staande voet. Op basis van het loon en de opzegtermijn die geldt voor de werknemer is de hoogte van de vergoeding € 6.004,80 (netto). Dit bedrag moet de werknemer betalen.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 16 januari 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:400
Bron: Salaris Vanmorgen