Is er een arbeidsovereenkomst? – bewijzen dat er gezagsverhouding is en recht op loon

Is sprake van een arbeidsovereenkomst tussen partijen? Volgens de man wel, volgens het bedrijf niet. De kantonrechter geeft bewijsopdracht aan de man.

Het gaat in dit geschil om de vraag of tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestaat als bedoeld in artikel 7:610 BW en, zo ja, of het houtbedrijf aan de man loon verschuldigd is, wat daarvan dan de hoogte is, en over welke periode dat loon betaald moet worden.

Arbeidsovereenkomst

Op grond van het bepaalde in artikel 7:610 BW is van een arbeidsovereenkomst sprake als de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Tussen partijen is niet in geschil dat werknemer feitelijk werkzaamheden heeft verricht (mede) ten behoeve van het houtbedrijf.

Het houtbedrijf heeft gemotiveerd betwist dat van een arbeidsovereenkomst sprake is. Niet alleen is er nooit loon betaald, maar ook is van een gezagsverhouding geen sprake, zo begrijpt de kantonrechter het verweer. De werknemer, die een uitkering van de sociale dienst genoot, verrichte zijn werkzaamheden vrijwillig en partijen beoogden door middel van een samenwerking met de handel in houtproducten winst te maken.

Gelet op de stellingen van de man ligt de stelplicht, en gelet op gemotiveerde betwisting door het houtbedrijf, de bewijslast dat sprake is van een arbeidsovereenkomst op de man (artikel 150 Rv). Aangezien nooit loon is betaald is geen sprake van het rechtsvermoeden dat een arbeidsovereenkomst bestaat, zoals is bedoeld in artikel 7:610a BW.

Anders dan de Hoge Raad in het arrest Groen/Schoevers in 1997 oordeelde, is de naam die partijen aan een overeenkomst geven en ook de bedoeling ten aanzien van het soort contract dat partijen willen sluiten, voor de kwalificatie van de overeenkomst niet (langer) relevant (zie HR 6 november 2020, ECLI:NL:HR: 2020:1746, X/gemeente Amsterdam).

Rechten en verplichtingen

Voor de kwalificatie moeten de tussen partijen overeengekomen rechten en verplichtingen worden onderzocht en aan de hand daarvan moet de overeenkomsten worden gekwalificeerd. De wederzijds overeengekomen rechten en plichten en/of wijze waarop partijen feitelijk invulling hebben gegeven aan de overeenkomst kunnen vervolgens tot de conclusie leiden dat een arbeidsovereenkomst is gesloten, hoewel partijen die overeenkomst anders noemen en ze vanwege bijvoorbeeld fiscale aspecten geen arbeidsovereenkomst wilden sluiten.

Deliveroo-arrest

In het arrest Deliveroo (HR 24 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:443) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de beoordeling moet plaatsvinden aan de hand van alle omstandigheden van het geval en heeft Hoge Raad gezichtspunten genoemd die daarbij betrokken kunnen worden. Deze gezichtspunten zijn niet dwingend of limitatief.

Door de Hoge Raad zijn als gezichtspunten genoemd:

  • de aard en de duur van de werkzaamheden;
  • de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
  • de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht;
  • het al dan niet bestaan van de verplichting de werkzaamheden persoonlijk uit te voeren, de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding tussen partijen tot stand is gekomen;
  • de wijze waarop de beloning is bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd;
  • de hoogte van de beloning en de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij een commercieel risico loopt.

Van belang kan ook zijn of degene die werkzaamheden verricht in het economisch verkeer zich als ondernemer gedraagt of kan gedragen.

Gezag

De man heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat sprake is van een arbeidsovereenkomst aangevoerd dat sprake was van gezag, dat onder meer zou blijken uit de omstandigheid dat de bestuurder onder meer via WhatsApps instructies gaf, waarover ook in de ontslagbrief wordt geklaagd, hij bedrijfskleding droeg met het logo van het houtbedrijf, contacten onderhield met klanten, anderen aanstuurde, de beschikking had over een bedrijfsauto, de sleutels van de bedrijfsgebouwen en toegang had tot de beveiligingsbeelden etc.

Loon

Verder heeft de man gesteld dat hem (meermaals) loon is toegezegd dat ten onrechte nooit is uitbetaald. Ook stelt de man dat gedurende zekere tijd arbeid door hem werd verricht. Dat laatste is door het houtbedrijf niet betwist.

Betwisting gezag en loon

Het houtbedrijf heeft wel gemotiveerd betwist dat er van gezag sprake was en dat betaling van loon is toegezegd. Het houtbedrijf heeft in dat verband aangevoerd dat sprake was van een commerciële samenwerking die nooit winstgevend is gebleken.

Bewijzen dat sprake is van arbeidsovereenkomst

Gelet op deze betwisting wordt de man opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat sprake was van een tussen hem en het houtbedrijf bestaande arbeidsovereenkomst, meer in het bijzonder sprake was van een gezagsverhouding, hij bedrijfskleding droeg met het logo van houtproducten, contacten onderhield met klanten, anderen aanstuurde, de beschikking had over een bedrijfsauto, de sleutels van de bedrijfsgebouwen en toegang had tot de beveiligingsbeelden, en aan hem loon is toegezegd, alsmede de hoogte van het toegezegde loon.

Elke verdere beslissing ter zake de verzoeken van de man worden aangehouden tot dat komt vast te staan of van een arbeidsovereenkomst sprake is. Dit betekent dat ook pas nadien wordt ingegaan op de tussen partijen gevoerde discussie of en zo ja, welke cao van toepassing is.

Uitspraak Rechtbank Gelderland, 9 december 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:9402

Bron: Salaris Vanmorgen