Een werknemer die in dienst is bij een nieuwe werkgever moet zich houden aan het concurrentie- en relatiebeding van haar oude werkgever, zo oordeelt de kantonrechter.
Het concurrentie- en relatiebeding is noodzakelijk vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen. De werknemer moet boetes betalen aan haar oude werkgever. De werknemer wordt niet onbillijk benadeeld, aldus de kantonrechter.
Wat speelt er in deze zaak?
De werknemer werkte tot 1 februari 2024 bij de werkgever als underwriting manager. In de arbeidsovereenkomst stond een concurrentie- en relatiebeding voor de duur van één jaar na beëindiging van het dienstverband met daaraan gekoppeld een boete. Na haar dienstverband bij de werkgever is de werknemer gaan werken bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat als senior beleidsmedewerker. Daarna is zij in dienst getreden bij een ander bedrijf als senior underwriter P&I.
De werkgever heeft de werknemer voorafgaand aan haar indiensttreding bij het nieuwe bedrijf laten weten dat hij haar aan de overeengekomen bedingen houdt. De werknemer vordert in dit kort geding dat het beding wordt geschorst. De werkgever vordert dat het de werknemer wordt verboden om het dienstverband bij het nieuwe bedrijf voort te zetten, dat zij het beding nakomt en de boetes betaalt.
De kantonrechter wijst de vorderingen van de werknemer af en die de werkgever van toe. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Zwaarwegende bedrijfsbelangen
Om tot toewijzing van de vordering van de werknemer tot schorsing van het beding te komen, moet voldoende aannemelijk zijn dat in een bodemprocedure een gehele of gedeeltelijk vernietiging van het beding zal worden uitgesproken, zodat het gerechtvaardigd is daarop vooruit te lopen in dit kort geding.
Daarvoor moet worden beoordeeld of voldoende aannemelijk is dat het beding niet noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen (artikel 7:653 lid 3 onder a BW) of dat in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever de werknemer door het beding onbillijk wordt benadeeld (artikel 7:653 lid 3 onder b BW).
Concurrent
Het gaat hier om een rechtsgeldig beding, omdat het voldoet aan de eisen als bepaald in artikel 7:653 lid 1 BW. Het nieuwe bedrijf waar de werknemer werkt is ook een concurrent van de werkgever.
De werkgever is een verzekeringsbedrijf in de maritieme sector en is gespecialiseerd in Charterers Liability Insurance, een verzekeringsproduct voor de scheepvaart. een ander bedrijf is ook actief binnen de maritieme verzekeringswereld en biedt onder andere Charterers Liability Insurance aan. Dat de nieuwe werkgever ook nog andere producten aanbiedt maakt niet dat hij niet als een concurrent van de oude werkgever moet worden gezien.
Ook werkzaamheden op zelfde gebied
De kantonrechter is van oordeel dat aannemelijk is dat de werknemer bij het nieuwe bedrijf (ook) werkzaamheden zal gaan verrichten op het gebied van Charterers Liability Insurance. Zij gaat namelijk werken op de afdeling die de producten Euro P&I en Charterers Liability Insurance aanbiedt. Het is daarbij de bedoeling dat zij zich uitsluitend gaat bezighouden met het product Euro P&I, terwijl dezelfde afdeling dus ook verantwoordelijk is voor het product Charterers Liability Insurance.
Kennis en ervaring gebruiken
Het is niet aannemelijk dat er een zodanige scheiding tussen die producten is dat gegarandeerd kan worden dat de werknemer haar kennis en ervaring op het gebied van Charterers Liability Insurance niet zal gebruiken. Een indicatie hiervoor is dat op haar eerste werkdag de hele afdeling bij elkaar is geroepen voor instructies, waarbij ook de situatie van de werknemer is uitgelegd. Dit wijst op een kunstmatig gecreëerde situatie die kennelijk niet gebruikelijk is binnen de afdeling.
Bedrijfsdebiet beschermen
De kantonrechter is voorlopig van oordeel dat het beding redelijkerwijs noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen (artikel 7:653 lid 3 onder a BW). De werkgever heeft een zwaarwegend belang om de werknemer aan het beding te houden om haar bedrijfsdebiet te beschermen.
Specifieke kennis
De werkgever heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de werknemer specifieke kennis heeft over essentiële strategische informatie, bedrijfsinformatie en prijsinformatie van de werkgever. De werknemer kan bij de nieuwe werkgever deze informatie gebruiken en dit heeft tot gevolg dat een ander bedrijf door de overstap van de werknemer in het voordeel is ten opzichte van de werkgever.
Kennis van klanten en contacten
Daarnaast is onweersproken dat de werknemer beschikt over kennis van de klanten en contacten van de werkgever, waaronder de verzekeringsmakelaars waar de werkgever mee samenwerkt. Voortzetting van deze contacten bij een ander bedrijf gaat ten koste van de werkgever, juist vanwege het feit dat er sprake is van een zekere gunfactor in de markt en onweersproken is dat de werknemer die had ten tijde van haar dienstverband bij de werkgever. De werknemer heeft onvoldoende weersproken dat zij bij een ander bedrijf met dezelfde contacten te maken zou krijgen.
Niet onbillijk benadeeld
De kantonrechter is voorlopig ook van oordeel dat de werknemer in verhouding tot het belang van de werkgever niet onbillijk wordt benadeeld (artikel 7:653 lid 3 onder b BW). Een positieverbetering is niet voldoende om aan te nemen dat de werknemer onbillijk wordt benadeeld door handhaving van het beding. Bovendien heeft de werkgever weersproken dat die positieverbetering bij zijn bedrijf niet mogelijk was.
Verder wordt het recht op en belang bij vrije arbeidskeuze gelet op de duur van het beding niet zodanig belemmerd dat dat een onbillijke uitkomst oplevert. Ook is niet aannemelijk geworden dat de werkgever erop uit is (geweest) om met een beroep op het concurrentiebeding de werknemer aan haar te binden. De werknemer was namelijk al eerder uit dienst bij de werkgever getreden om bij het Ministerie te gaan werken.
Geen vergoeding
De door de werknemer gevorderde maandelijkse vergoeding wordt afgewezen. Het feit dat zij door handhaving van het beding salaris misloopt is voor haar eigen risico. Zij heeft er zelf voor gekozen om haar arbeidsovereenkomst bij de werkgever op te zeggen. Het is niet aannemelijk dat het beding de werknemer in belangrijke mate belemmert om anders dan in dienst van de werkgever werkzaam te zijn.
Na het beëindigen van haar dienstverband bij de werkgever heeft zij immers eerst nog als senior beleidsmedewerker bij de overheid gewerkt. Daarom valt te verwachten dat de werknemer, als zij dat zou willen, in de tussentijd een andere werkgever, die geen concurrent is van de werkgever, zou kunnen vinden om in haar levensonderhoud te voorzien.
Boetes betalen
De werknemer moet de overeengekomen boetes betalen. Op de zitting is gebleken dat zij per 1 juli 2024 in dienst is getreden bij een ander bedrijf en voor een ander bedrijf heeft gewerkt. Zij heeft daarmee het beding overtreden en zij is dus de boetes verschuldigd.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om de boetes te matigen. De werknemer was zich bewust van het bestaan van het beding op het moment dat ze ging werken bij een ander bedrijf. Dat zij dat deed omdat zij niet zonder inkomen wilde komen te zitten, is weliswaar begrijpelijk, maar zij heeft zelf de beslissing genomen om haar arbeidsovereenkomsten bij de werkgever en het Ministerie op te zeggen en vervolgens bij een ander bedrijf in dienst te treden.
Verder heeft de werknemer er zelf voor gekozen de uitkomst van deze procedure niet af te wachten. De gevolgen van een en ander komen dan ook voor haar eigen rekening en risico.
De werknemer moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 22 augustus 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:7902
Bron: Salaris Vanmorgen