Categoriearchief: Uitspraak

Transitievergoeding: wat als de werkgever niet kan betalen?

De eigenaar van een klein armlastig schoonmaakbedrijf kan het zich niet langer veroorloven om personeel in dienst te hebben. Hij ontslaat zijn medewerker. De medewerker heeft recht op de transitievergoeding, maar de werkgever zegt dat hij deze niet kan betalen. Wat nu?

Artikel 673 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek schrijft voor dat een werknemer recht op de transitievergoeding heeft als hij ten minste 24 maanden heeft gewerkt voor de organisatie en de werkgever een einde heeft gemaakt aan het dienstverband.

Dat geldt ook voor de werknemer van een klein schoonmaakbedrijf dat financieel in zwaar weer verkeert. Zijn baas heeft van het UWV toestemming gekregen om hem te ontslaan wegens bedrijfseconomische noodzaak. Volgens de werkgever is de nood zo hoog dat hij niet kan voldoen aan zijn wettelijke plicht tot het betalen van de transitievergoeding.

Onhandig

De werknemer is niet van plan zich daarbij neer te leggen. Hij eist bij voor de kantonrechter niet alleen zijn wettelijk recht op de transitievergoeding op, hij wil ook een  vergoeding wegens onregelmatige opzegging.

De werkgever geeft toe dat hij het ontslag onhandig heeft aangepakt door zich niet te houden aan de juiste termijn voor opzegging en dat de werknemer recht heeft op een vergoeding wegens regelmatige opzegging. Ook heeft de werknemer recht op achterstallig loon, vakantiegeld, niet-genoten vakantiedagen en een eindejaarsuitkering.

Recht op de transitievergoeding

De werknemer heeft echter op basis van zijn jarenlange dienstverband ook recht op de transitievergoeding en daar zit voor de werkgever de echte pijn. Hij stelt dat het, gelet op zijn financiële situatie, onredelijk en onbillijk is om hem te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding van ruim negenduizend euro bruto.

Hij heeft de werknemer na diens ontslag bovendien een nieuwe arbeidsovereenkomst aangeboden. Die overeenkomst heeft de werknemer afgewezen. Hij vindt daarom dat hij daarom geen transitievergoeding hoeft te betalen.

De wet

Het recht op de transitievergoeding is echter een dwingend recht, zoals ook blijkt uit jurisprudentie (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 5 oktober 2018,  ECLI:NL:HR:2018:1845).

De wetgever houdt wel rekening met armlastige werkgevers. Een werkgever hoeft geen transitievergoeding te betalen als hij failliet is verklaard, aan hem surseance van betaling is verleend of op hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is (artikel 7:673c lid 1 BW).

Daarnaast staat in artikel 7:673c lid 2 BW dat de transitievergoeding in termijnen kan worden betaald, als de betaling van die vergoeding leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de bedrijfsvoering van de werkgever.

Financiële omstandigheden

Dat de werkgever niet rijk wordt van zijn bedrijf is duidelijk. De laatste jaren heeft hij zichzelf slechts een heel klein inkomen kunnen betalen. Ook heeft hij bijna een halve ton schuld bij zijn bank. Maar hij is niet failliet, noch is hem surseance van betaling verleend.

Ook het feit dat hij de werknemer een nieuwe arbeidsovereenkomst heeft aangeboden, verandert niets aan de zaak. Voor het recht op de transitievergoeding maakt het niets uit of de werknemer na het ontslag werkloos is, of aansluitend een nieuwe baan heeft gevonden.

Betaling in termijnen

De kantonrechter ziet wel dat het voor de werkgever problematisch is om de transitievergoeding ineens te betalen. De werkgever mag daarom in vijf termijnen betalen.

Omdat de werkgever in het ongelijk is gesteld, moet hij de proceskosten van de werknemer betalen.

Rechtbank Noord-Holland | ECLI:NL:RBNHO:2019:2030

Bron: PW.nieuwsbrief