Categoriearchief: Uitspraak

Moet liegende sollicitant in dienst worden gehouden?

Een sollicitant wordt aangenomen op basis van een cv dat volledig uit leugens bestaat. Al snel valt hij in zijn dagelijkse werkzaamheden door de mand. Zijn werkgever wil de arbeidsovereenkomst volledig ongedaan maken, alsof deze nooit heeft bestaan. Dat betekent volgens de werkgever dat de werknemer ook zijn salaris moet terugbetalen.

De werknemer in kwestie solliciteert eind 2016 naar de baan van psychotherapeut. Hij heeft zo’n indrukwekkend cv, dat hem wordt gevraagd ook te solliciteren naar de positie van directeur. Het kaartenhuis stort al snel ineen.

Wanneer blijkt dat de directeur zijn taken niet naar behoren uitvoert, doet zijn werkgever onderzoek naar zijn cv. De ene na de andere opleider, beroepsvereniging en zogenaamd voormalig werkgever laat weten nooit van deze persoon te hebben gehoord.

Inspectie

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd laat de werkgever weten dat de werknemer geen enkele functie meer mag uitoefenen als GZ-psycholoog, als psychotherapeut, of als klinisch psycholoog. De Inspectie rekent het de man zwaar aan dat hij gedurende vier sollicitatieprocedures heeft gelogen over zijn opleiding en werkervaring. Hij heeft patiënten behandeld terwijl hij daar niet toe bevoegd was.

Buitengerechtelijke vernietiging van de arbeidsovereenkomst

Niet alleen de Inspectie is ontstemd, ook de werkgever is woedend. Omdat de arbeidsovereenkomst door bedrog tot stand is gekomen, wil de werkgever dat deze buitengerechtelijk wordt vernietigd. Ook eist de werkgever dat de werknemer het salaris dat hij in vier maanden heeft verdiend, terugbetaalt.

Oordeel van de rechter

Bij de kantonrechter krijgt de werkgever echter nul op het rekest. Volgens de kantonrechter beschermt het arbeidsrecht ook een werknemer die zijn baan krijgt met leugens en bedrog. Buitengerechtelijke vernietiging van de arbeidsovereenkomst kan volgens de kantonrechter alleen wanneer de arbeidsovereenkomst na ontdekking van het bedrog geheel nutteloos blijkt te zijn. Dit betekent dat de bedongen arbeid niet kan worden uitgevoerd.

De buitengerechtelijke vernietiging van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen. Omdat de werknemer ook niet op staande voet is ontslagen, moet zijn werkgever hem dus loon betalen.

De werkgever gaat in hoger beroep tegen de uitspraak van de kantonrechter. Het gerechtshof is het echter met de kantonrechter eens. Het is duidelijk dat de werknemer de boel heeft belazerd, maar dat betekent volgens het hof niet dat de arbeidsovereenkomst ook totaal nutteloos was.

Beschermt wet werkgever of werknemer?

De werkgever is niet van plan de werknemer weg te laten komen met zijn bedrog en gaat in cassatie. De Hoger Raad neemt in zijn oordeel meerdere artikelen uit het Burgerlijk Wetboek mee. Artikel 3:44 BW laat er al in het eerste lid geen misverstand over bestaan: Een rechtshandeling is vernietigbaar, wanneer zij door bedreiging, door bedrog of door misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen.

Lid 3 van ditzelfde artikel zegt: Bedrog is aanwezig, wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep.

Met andere woorden, je mag een werkgever niet zover krijgen dat hij je in dienst neemt door hem keihard voor te liegen. Volgens de Hoge Raad beschermt dit artikel de werkgever tegen de gevolgen van de onredelijke invloed die de werknemer heeft uitgeoefend op de wil van de werkgever. Het wettelijk stelsel van het ontslagrecht staat daaraan niet in de weg. Het ontslagrecht is niet bedoeld om een werknemer te beschermen die bedrog pleegt bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst.

Uit artikel 3:44 BW blijkt volgens de Hoge Raad niet dat de arbeidsovereenkomst volkomen nutteloos moet zijn gebleken om te kunnen worden vernietigd.

Salaris terugbetalen?

Betekent dit ook dat de werknemer het salaris dat hij verdiende moet terugbetalen? Daarover doet de Hoge Raad geen uitspraak. Het rechtscollege wijst er alleen op dat wanneer het gaat om het terugvorderen van ten onrechte betaald salaris, de vraag of de arbeidsovereenkomst inderdaad volstrekt nutteloos was een rol kan spelen (art 6:203 BW).

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het gerechtshof ‘s-Hertogen Bosch en verwijst de zaak voor verdere behandeling naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling.

Hoge Raad der Nederlanden | ECLI:NL:HR:2020:213

Bron: PW.nieuwsbrief